Bloedsuiker te laag (Hypoglykemie)

Hypoglykemie en hyperglykemie kunnen regelmatig voorkomen bij mensen met diabetes mellitus. Deze typische verschijnselen bij diabetes kunnen levensgevaarlijk zijn.

Het is daarom van belang goed met je bloedsuikerwaarden om te gaan

Bij de behandeling van diabetes mellitus wordt gestreefd naar een normaal glucosegehalte van het bloed (bloedsuiker).

Dat betekent in de praktijk:

Tussen de 4 en 7 mmol/l als u nuchter bent.

Twee uur na het eten moet het glucosegehalte onder de 9 mmol/l zijn.

Het glucosegehalte in je bloed (bloedsuiker of bloedglucose) is ontregeld als het duidelijk onder (bijvoorbeeld 2 mmol/l) of boven (bijvoorbeeld 18 mmol/l) deze waarden zit.

Meerdere factoren kunnen van invloed zijn op de bloedsuikerwaarde. Voeding, medicijnen, lichamelijke activiteit, spanningen en ziekte hebben allemaal invloed op het glucosegehalte van uw bloed.

Een te laag glucosegehalte wordt een hypoglykemie genoemd (hypo).

Een te hoog glucosegehalte wordt een hyperglykemie genoemd.

Hoe ontstaat een hypoglykemie?

Oorzaken van een te laag glucosegehalte zijn:

  • Niet genoeg of te laat eten.
  • Meer lichamelijke inspanning dan normaal.
  • Te veel tabletten of insuline (een ernstig verlaagd glucosegehalte wordt bijna altijd door insuline veroorzaakt en zelden door tabletten).
  • Niet op de juiste tijd nemen van de medicijnen.
  • Overmatig gebruik van alcohol.
  • Het drinken van alcohol in combinatie met bloedsuikerverlagende tabletten.

Wat zijn de verschijnselen van een te laag bloedsuiker (hypo)?

Een te laag glucosegehalte van je bloed kan klachten geven als honger, zweten, hartkloppingen, gapen, duizeligheid, verwardheid, beven, rusteloosheid, tintelingen in handen, voeten of lippen, wazig of dubbelzien, hoofdpijn en een wisselend humeur.

Het kan zijn dat je je vreemd of lacherig gaat gedragen.

Tekenen van een ernstig verlaagd glucosegehalte zijn sufheid, bewustzijnsverlies en uiteindelijk coma.

Deze verschijnselen komen vrijwel alleen voor bij diabetespatiënten die insuline spuiten.

Wat kun je zelf doen bij een te laag bloedsuiker?

Als je merkt dat het glucosegehalte van je bloed te laag is (hypoglykemie), doe je het volgende:

  • Neem een groot glas suikerhoudende frisdrank of een volle lepel suiker opgelost in water. Zo wordt de suiker snel in je bloed opgenomen.
  • Of neem een paar tabletjes druivensuiker (±4 tabletjes).
  • Stel bij twijfel het innemen van suiker niet uit.
  • Je kunt beter een iets te hoge bloedsuiker hebben dan een veel te lage bloedsuiker.
  • Eet daarna ook nog extra koolhydraten, bijvoorbeeld in de vorm van een boterham.

Wat kunnen anderen doen bij een hypo?

Het is belangrijk dat je huisgenoten, collega’s en vrienden weten dat je diabetes mellitus heeft en wat ze moeten doen als je bloedsuiker erg verlaagd is.

Bij ernstige hypoglykemie (heel laag bloedsuiker) ben je misschien niet meer in staat om iets te drinken.

In dat geval moet iemand direct de huisarts of de huisartsenpost bellen. Verder moet iemand direct een beetje honing of stroop op de binnenkant van je wangen smeren. Zo neem je alvast een beetje suiker in het bloed op.

Het is verstandig een ketting, armbandje of kaartje bij je te dragen waarop staat dat je diabetes heeft.

Hoe kun je een te laag bloedsuiker voorkomen?

Je kunt hypoglykemie als volgt voorkomen:

  • Eet op regelmatige tijden.
  • Als je weet dat je je lichamelijk meer dan normaal gaat inspannen, eet dan een half uur van te voren iets extra’s, bijvoorbeeld een boterham.
  • Gebruik de juiste hoeveelheid medicijnen en neem ze op tijd.
  • Zorg ervoor dat je altijd druivensuiker of suikerklontjes bij je hebt.

Wanneer contact opnemen met de huisarts bij een ontregelde bloedsuiker?

Maak een afspraak of overleg met je huisarts:

  • Als het glucosegehalte onder de 4 mmol/L zakt.
  • Als je een ontsteking of infectie hebt.
  • Bij ziekten met koorts, braken of diarree.

Bel direct de huisarts, huisartsenpost of zeg dat iemand anders snel moet bellen:

  • Als je merkt dat je suf wordt.
  • Als je verward raakt.
  • Als je moeilijk ademhaalt.
  • Als je rusteloos wordt en innemen van suiker helpt niet.
  • Als je gaat beven, zweten of gapen en innemen van suiker helpt niet.
  • Als je hoofdpijn krijgt, wazig en/of dubbel gaat zien en innemen van suiker helpt niet